Finn heeft het antwoord op de vraag van Romeo. Hij heeft een boek mee met het antwoord. We zullen er een werkstukje van maken.
Finn stelt voor om iets te doen rond carnaval. Dit punt moet naar de schoolraad.
Finn heeft een oude gsm. Hij is in de jas blijven zitten die in de was zat. De gsm is niet stuk.