Astrid: toont een boek met knutselideeën. Het mag even in de klas blijven.
Alexander: zag een baby in een kinderwagen en zwaaide met zijn arm. Hij vroeg zich af waarom. Yassin zegt dat de baby speelt. Als baby had hij een mobile met spulletjes daaraan.
Micha: een baby gaat eerst verkennen wat dicht bij hem is. Dat kan zijn eigen handje zijn. Later, als hij kan kruipen, kan hij al iets verder verkennen.
Sanae: wil weten of ze een goede wasbeer is. We weten het zelf niet zo goed. Wat kan je doen om de wasbeer te oefenen? Complimentjes geven.
